zondag 28 januari 2007

Heat

Wat eerst vorm kreeg als een televisieserie (L.A. Takedown) boetseerde Michael Mann tot de krachtigste neo noir uit de jaren negentig: Heat.

Wat meteen opvalt aan zijn werk is de ambachtelijke precisie waarmee hij een bepaalde sfeer (veelal melancholisch: bij Mann is een bluescreen ook metaforisch een blue screen) weet te hechten aan het weefwerk van subplots. In Heat schuilt zo'n verdriet dat splijt en de personages doet verdwalen, op zoek naar vergeving voor hun bestaan en hun toekomstige zonden. De tristesse als barst in de leegte, als scheur in de werkelijkheid. Meestal ontplooit deze treurnis zich op de sleutelmomenten van het verhaal. In al zijn films ('The Insider', 'Collateral', 'Miami Vice',...) vertelt Mann over het ene ogenblik dat bepalend is voor het verdere verloop van je leven, de oogwenk waarin je afwijkt en een ander mens wordt. Waar sommige cineasten zo'n kantelmoment in een belerend of moraal kader zouden trekken, oordeelt Mann echter niet. Hij observeert enkel het grijze gebied tussen goed en kwaad, het niemandsland waarin beiden co-existeren en elkaar voeden. Elke heilige is een monster en ieder monster wekt sympathie. Of we nu kijken naar de barokke Pacino of de rigide en dogmatische De Niro, Mann spreekt geen voorkeur uit. Het is een amorele visie op de immorele werkelijkheid.

Uiteindelijk rest er in het universum van Michael Mann de boef slechts één mogelijkheid en dat is de zalige veiligheid van het emotionele verlies: de Ander wordt weggegomd; opnieuw resoneren louter de eigen dromen en malafide verlangens.