zondag 25 november 2007

Touch of Evil

Met 'Touch of Evil' gooide Orson Welles de allerlaatste windsels van de klassieke film noir af. In 1958 sympathiseerde de Amerikaanse kijker niet meer met de immorele perversiteit van het genre. Het publiek weigerde nog langer over de grenslijn van het nihilisme te stappen. De sociale gedragscode keerde binnenste buiten en veranderde van een wrang pessimisme naar een vertrouwen in het heden en optimisme in de toekomst. Feeërie en droom ontpopten zich in de jaren zestig als alternatief. De klinische verschrikkingen werden enkel nog gesmaakt in West-Europa. Daarmee gold de film noir als enige stroming die alle hautaine pretenties, cultureel snobisme en anti-Amerikanisme op ons continent overleefde.

Onder meer door zijn enorm zelfbewustzijn en visuele woordspelingen luidde 'Touch of Evil' de zwanenzang in van de klassieke film noir. Orson Welles bewees minutieus de onmogelijkheid om na 1958 vorm te geven aan een klassieke noir. Elke poging verzandt onvermijdelijk in referenties naar de antecedenten van het genre. Daarmee is 'Touch of Evil' een verwoestende grap over de film noir, die het krachtigst tot uiting komt in de openingsscène: een virtuoze choreografie met een drie minuten durende kraanbeweging waarin alle conventies van noir letterlijk exploderen. Breedhoeklenzen, asynchrone muziek, dubbele schaduwen, een hijgend tempo; alle kwaliteiten van het genre in een hyperinflatie, in een corruptie van overvloed.

Conceptueel omlijnt 'Touch of Evil' de contouren van 'Sunset Boulevard', die andere bijtende allegorie op Hollywood. Tot in alle uithoeken van het verhaal is het een naargeestige hommage aan de verlepte glorie van de glamour en haar iconen, vastgelegd met een intense stilering. De dialoog fungeert hier als een verhaal binnen het verhaal. Van de eerste lijnen van Marlene Dietrich "We're closed" (als een parabel dat een specifiek tijdperk is afgesloten, dat een bepaald beeld dat Hollywood en de film noir propageert niet langer aanvaardbaar is), tot haar slotzin tegen Orson Welles: "You're future is all used up." 'Touch of Evil' bleek inderdaad Welles' laatste film in Hollywood.

Tijdens de 15 jaar die de klassieke film noir bestrijkt onderging het genre een immense evolutie. Van de eerste stapjes tot de gracieuze dans, van het aimabele gekras in de marge tot de absolute regie van Orson Welles. 'Touch of Evil' is een cinematografisch wapenfeit, een barokke nachtmerrie. Een meesterwerk dat mooi blijft hangen tussen de aanhalingstekens van het verleden.

Lana Turner

Kussen was haar vak. En haar hobby. In dat gebaar lag haar artistieke ambitie; de wijze waarop zag ze als een geschenk aan de ontwikkeling van de film noir. Dankzij de kus was de fysieke aantrekkingskracht van Lana Turner altijd even sterk geladen. Hiermee spookte ze gedurende de Tweede Wereldoorlog door het hoofd van elke Amerikaanse GI. Ze was de auteur van zijn verlangen, de dialogant van zijn gemis. Het groot aantal gesneuvelden met haar foto op zak bleek hiervan de uitdrukking.

Ze bouwt als actrice een enorme spanning tussen poneren en ontkennen. Een ambiguïteit die de sokkel vormt van waaruit haar mysterieuze charme vertrekt. Dit komt het mooist tot uiting tijdens haar intrede in 'The Postman Always Rings Twice', de meest imposante entree van een femme fatale in de geschiedenis van de film, na de introductie van Rita Hayworth in 'Gilda'. In deze scene speelt ze een uitmuntend kat-en-muisspel met haar toekomstige minnaar (en slachtoffer) John Garfield. Lana Turner muteert er emotioneel onophoudelijk tot een spiegel waarin je 'in cache' kunt aflezen wat je wenst. Ze versiert en wijst af in eenzelfde beweging. Ze wekt interesse op door interesse te negeren. De dingen die haar en Garfield binden, verpulvert ze meteen; een manoeuvre fraai in beeld gebracht door de panbewegingen van de camera. Je ziet Garfields adem letterlijk stokken, zijn oogkassen vliegen er haast uit door pure begeerte. Vanaf het ogenblik dat hun blikken elkaar kruisen, is de toekomstige misdaad reeds gepleegd. De beheerste aanpak waarmee ze in de film John Garfield engageert om haar echtgenoot 'Nick the Greek' te vermoorden, tekent zich af als een onnavolgbaar voorbeeld van vrouwelijke manipulatie: heel economisch, doeltreffend en overtuigend. De echo van haar onschuld weerkaatst de stem van haar verraad.

Het duurde 12 jaar alvorens MGM het aandurfde om de hard-boiled roman van James M. Cain te verfilmen, uit angst voor een te rigide inmenging van de Hollywood Production Code. De filmcommissie keek nauwgezet toe op het eindresultaat, maar ondanks de scrupuleuze bemoeienissen vijzelde Lana Turner het verhaal op tot een parabel uit de onderbuik van de Amerikaanse droom. Censuur zag er nooit zo adembenemend uit. 'The Postman Always Rings Twice' is glamour noir.

vrijdag 23 november 2007

Nights in White Satin

"Sometimes it all blows up in your face, doesn't it?" vraagt Veronica Lake op een mooi moment in de klassieke noir 'The Blue Dahlia'. Over een poosje (drie jaar) neem ik de kaap van de veertig en dat idee brengt me inderdaad volledig uit balans. Het ontsteekt een onwezenlijk en bevreemdend gevoel in me. Emotionele permafrost. Een esthetiek van het ongemak, een duistere impasse. Vandaag doemt aan de horizon de tweede fase van het leven op, een misnoegde periode ontsnappend aan de lange schaduw van de jeugd. En wat een verschil met het eerste luik. De onschuld is voorgoed verdwenen, je hebt je leven geprofessionaliseerd. Weg is de nieuwsgierigheid om op een nieuwe manier naar de wereld te kijken, om andere gezichtspunten te introduceren. Dromen zijn verdronken in een gebrek aan feedback. Het potentieel werd niet waargemaakt, nu rest enkel het koesteren van de vonk. Je grijpt niet langer naar de mogelijkheden, maar krijgt een herkansing op weg naar de bel voor de laatste ronde. Same player shoots again. Het ogenblik breekt aan om deemoedig de fouten uit je verleden te herstellen, in de hoop het later op een akkoordje te kunnen gooien met God. Plan B treedt in werking.

Al heb ik film gestudeerd, met een visueel geheugen ben ik niet begiftigd. Mijn signatuur is er eerder een van het auditieve, ik hel dus over naar de intuïtie. Toch kan ik me haarscherp een warme zomerdag uit het midden van de jaren tachtig voor de geest halen. Mijn vader werd die dag veertig en er scheelde iets grondigs aan de wijze waarop hij de tuin binnenwandelde. Ik zag plotseling in zijn ogen de jetlag van het ouder worden. Ergens in zijn lichaam had zich een breuk gemanifesteerd, een besef van latente dreiging van de dood. Het stemde hem treurig en dat deed me pijn (en ik voelde ook angst, als een omgekeerde déjà vu die in verkeerde richting de stamboom doorliep, want ooit zou zijn gewaarwording ook mij ten deel vallen).

Op 26 november 2010 grijp ik om middernacht de iPod om te luisteren naar 'Nights in White Satin'. Een nummer dat weemoed en verlangen zachtjes in elkaar rolt. Klanken en sfeer van dit liedje vatten nauwgezet mijn persoonlijkheid samen. Mijn ideale partituur om de smaak van het leven te oefenen. De Moody Blues bewijzen dat melancholie het mooiste wereldbeeld is. Ze zingen over een soort gewild verloren raken, over de laatste romanticus op het einde van het feest. 'Nights in White Satin' is een verhaal over onzekerheid en opdoffers, treffend samengevat in één fundamentele figuur: de traan.

Maar uiteindelijk zet ik me er wel over heen.

Dankbaarheid voor tegenslag is de spirit van de pelgrim.


zondag 18 november 2007

Spider

Regisseur David Cronenberg plaatst niets beslissends buiten het kader. Alle noodzakelijke informatie zit onherroepelijk versleuteld in het beeld. Het mysterie hangt niet als een slagschaduw over het verhaal. We zien en we weten. De grammatica blijft intact. Vandaar sluiten zijn films nauw aan bij het genre van de documentaire, hoe afwijkend zijn thematiek ook is. Het terrein van de rede is bij Cronenberg helemaal ondermijnd. Intellect en emoties schuiven door elkaar heen en geven aberrante combinaties. Hij capteert chaos (materieel, gevoelsmatig en vaak lichamelijk) maar toont het stapsgewijs, volledig gecontroleerd en zonder het minste sentiment. Zijn nachtmerries situeren zich daardoor op het kruispunt van verhaal en essay, op de breuklijn van fictie en analyse. Angstaanjagend en toch klinisch.

De personages van Cronenberg verliezen steeds het houvast en zijn solitair. Eenzaamheid en gekwetst narcisme hangen als een schema rond hun lichaam. Zijn films schetsen de pollutie van de ziel, de ruis in de persoonlijkheid. De figuren hebben een hoogst problematische verhouding met hun 'ik'. Hun identiteit is geen stabiliserende factor, maar eerder een model waarop iets kan worden uitgetest. De waarden en normen waarop ze zich beroepen blijken uiterst labiel: hun temperament is gevormd uit een eindeloze rij van overdracht waar niemand nog de oorsprong van kent (en zij nog het minst). Ze zijn een louter anatomisch feit omhuld met vluchtige impressies. Hun leven staat nooit waterpas.

'Spider' handelt over schizofrenie, over de recto verso in jezelf. Een kopie van mentale spiegelbeelden die zichzelf in de war sturen. Tussen beide delen heerst een verhouding als tussen vampier en slachtoffer. Het ene duplicaat voedt zich aan het andere tot ze elkaar kortsluiten. De menselijke identiteit is in 'Spider' als een valse hypothese, als een bizarre vondst die men plots voor zichzelf is. Net als in Ron Howard's film 'A Beautiful Mind' onderzoekt Cronenberg de complexiteit van een mentale afwijking, maar hij laat de glamour achterwege. De wijze waarop hij de ziekte zichtbaar maakt is hondsbrutaal. De pijn van het hoofdpersonage manifesteert zich niet lyrisch en is zeker geen gebrek dat de mensen in zijn omgeving uit empathie of medelijden samenbindt. Hier neemt hij het heft in handen en zaait verderf. Het slachtoffer wordt het monster; datgene wat met niets meer kan dialogeren.


donderdag 15 november 2007

Batman Begins

Batman is het duurzaamste embleem van de stripwereld. In zijn zeventigjarige geschiedenis heeft hij meer getalenteerde schrijvers en tekenaars aangetrokken dan bijna elk ander personage. Het maakte hem op een bepaalde manier onverwoestbaar. In de jongste vier adaptaties door Hollywood liep het desalniettemin steeds faliekant fout. Batman speelde niet zichzelf, maar dat wat men van hem verwachtte. Hij werd een figuur geconstrueerd door de industrie, een vorm zonder ziel, bestolen van zijn kern. Onophoudelijk stompte hij af tot een mat projectievlak, want als toeschouwer werd je nooit naar binnen in het personage geleid. Hij deed eerder aan 'modelling' dan aan acteren. De verhalen verloren zich daarmee in hun eigen fictie. Spektakel verdrong de essentie. Met 'Batman Begins' blaast regisseur Christopher Nolan de franchise echter nieuw leven in.

'Batman Begins' grijpt terug naar de oorsprong van het personage, naar het ontstaan van de mythologie. Een grimmig verhaal dat nog nooit in strip of film was aangekaart. Nergens lag een expliciete beschrijving klaar van de transformatie van Bruce Wayne tot Batman. We leren hoe hij zoekt naar het meest intimiderende symbool dat hij kan bedenken en hoe hij zo stuit op datgene waar hij als kind het bangst voor was: vleermuizen. Bruce Wayne wordt zo zijn eigen nachtmerrie. Zijn masker bedekt niet of schermt af, maar toont angst als zijn belangrijkste karaktertrek.

Naast het narratieve aspect is er een tweede dimensie waarin de nieuwe Batman radicaal van de oude verschilt: in het soort acteren dat we op het scherm te zien krijgen. Deze Batman speelt naar binnen gericht, sober en ernstig. Het is een haast 'verschoven' acteren. Christian Bale zet zich voortdurend naast zijn personage in plaats van zich erin te wurmen. Hij hanteert een uiterst beheerste manier om de agressie van Batman en de dierlijke kenmerken ervan uit te beelden. Hier verschijnt een introverte Batman waarvan de mentale (en morele) stabiliteit doeltreffend is aangetast door menselijke gebreken, twijfel en schuldbesef. Hij lijkt niet langer achterdochtig tegenover zijn eigen kwetsbaarheid. Een mooie positionering.

Deze benadering van de Zwarte Ridder als een fundamenteel ongelukkig figuur slaat de juiste toon aan. Batman is opnieuw thuisgekomen en wacht aan het donkere eind van de straat.


zondag 11 november 2007

Basic Instinct

Alfred Hitchcock loodste als eerste Technicolor binnen in het speelveld van de film noir. De morele ambiguïteit van het genre doorbrak de vertrouwde zwart-wit dichotomie en kreeg plots gestalte in een nieuw kleurenpalet. Met 'Basic Instinct' smeedt regisseur Paul Verhoeven de schriftuur van Hitchcock tot een hedendaags, eminent geheel. Achtervolgingen, kledij, verwisselbare identiteiten en het basisthema van obsessie kopieert hij haast letterlijk uit 'Vertigo' en 'To Catch a Thief'. Ook Hitchcock's archetype van de ijzige blondine krijgt een kapitale rol toebedeeld in dit avontuur van gefrustreerde verlangens.

De blondine is een van de grote thema's in onze moderne cultuur. Onder impuls van actrice Jean Harlow cultiveerde Hollywood in de jaren dertig de mystiek van de blonde haartooi in de cinema: zij klinkte blond onlosmakelijk vast met seksualiteit, ze brak het cliché van het engelachtige open en verschoof het naar een erotisch geladen spectrum. Deze tendens zette zich tot diep in de jaren vijftig door dankzij filmiconen als Anita Ekberg, Jane Mansfield en Marilyn Monroe. Enkel in het tweede luik van dat decennium roerde zich een tegenstroom. Doris Day en Sandra Dee zetten de slinger in beweging en gaven de blondine opnieuw toegang tot de vroegere connotaties met zuiverheid, bescherming en traditionele familiepatronen. Iedere allusie op seksualiteit werd vakkundig in de kiem gesmoord. Lijdzaamheid bleek wederom een belangrijke schakel. De femme fatale onttroonde zich tot moeder. In de jaren tachtig zorgde Madonna echter voor een belangrijke cultuuromslag. Ze liet de blondine herrijzen en verbond haar terug met lichamelijkheid en zonde, met aantrekkingskracht badend in een nachtelijke sfeer. Sharon Stone borduurde hier genadeloos op voort in 'Basic Instinct' en verfijnde het nieuwe sjabloon. Haar personage Catherine Tramell is een seksuele omnivoor, une belle dame sans merci. Gevoelloos, egocentrisch en zonder de minste schroom of berouw. Ze leeft als een echo uit het liedje van Helen Ready: "I am woman, hear me roar". Als femme fatale zuigt ze de ogenschijnlijk kille objectiviteit van mannelijke denkpatronen in zich op; ze kruipt probleemloos in de masculiene rol van wetenschap en analyse. Haar vrouwelijkheid bot ze voortdurend af met expansief gedrag.

In tegenstelling tot de gangbare opinie is de femme fatale geen misogyne inbeelding van auteurs die haar vol wraak tot leven wekken. Ze reflecteert niet de haat maar de eeuwenoude angst van de man voor de vrouw. Ze is een figuur die haar wortels heeft in antieke tijden, in de mythen van Medusa en Lorelei, in de verhalen van Ereshkigal en Pandora. Een hybride vrouw die met haar inherente kracht ontrouw is aan mannen en aan zichzelf. Ze is niet langer een passief object, maar geïnteresseerd in het excessieve; een vrouw in het kwadraat die mannen ten val brengt. Zo ent Sharon Stone zich in 'Basic Instinct' naadloos op de uitspraak van Mae West: "When I'm good, I'm very good. But when I'm bad, I'm better".


donderdag 1 november 2007

Yesterday Was a Lie

Beelden in zwart en wit liegen niet. Ze ontplooien zich in de logica van de nuance; ze horen voortdurend rekening te houden met het kleinste detail in belichting, compositie en kadrering. Elke finesse in het frame is er bepalend, een ijkpunt waarlangs het intieme fuseert met het filmbeeld. De zwart-wit fotografie hanteert een formule van reduceren, uitzuiveren en vereenvoudigen. Stilering is haar betrachting. Als toeschouwer ervaar je ogenblikkelijk de lichamelijke en emotionele impact. Ze schrijft een beeldtaal waarin het absolute een natuurlijke wending krijgt. Volmaakte schoonheid maakt zich plots zichtbaar: ze is de gedemocratiseerde versie van het onbereikbare, de puurste vorm van cinema.

In 'Yesterday Was a Lie' werpt de moderne fysica zich in het spoor van het verhaal. Kwantummechanica fungeert er als metafoor voor verloren liefdes en menselijke relaties. Het is een beschouwing over de realiteit (hoe werkt ze? is er een voorbestemdheid?) en een expeditie langs ons bewustzijn. Maar in de eerste plaats is 'Yesterday Was a Lie' een erg openbarend en oprecht document over spiritualiteit, een raadselachtige punt dat boven alles uittorent, iets wat zich onttrekt aan iedere verankering. Over het goddelijke dat zich verbergt in elke toon grijs tussen het zwart en het wit van beeld en bestaan.

Narratief is deze neo noir uniek: voor het eerst in het genre krijgt een vrouw de leidende rol toebedeeld. Actrice Kipleigh Brown speelt de privé detective, een symbiose van femme fatale en antiheld. Hard, assertief en met een zwak voor bourbon. Ze is geen blanco canvas, maar iemand die de consequenties van haar verleden draagt. Als ze achterom kijkt wankelt ze, dus zoekt ze houvast in de toekomst. Daar heeft ze echter weinig baat bij. Pijn, leven en schoonheid worden hier op een zelfde lijn uitgezet. Leed is de enige reddingsboei. In iedere smart schuilt immers de mogelijkheid tot 'design'. Via de film noir wordt elk lijden onophoudelijk op wrange wijze geësthetiseerd.

'Yesterday Was a Lie' verschijnt in 2008 in de Vlaamse bioscopen.