zondag 28 september 2008

There Will Be Blood

'There Will Be Blood' opent met twintig woordeloze minuten. Mooier dan welke dialoog toont regisseur Paul Thomas Anderson ons de alles vermorzelende obsessie van een man, een eenzaat gestuurd door misantropie en hebzucht, die met een haast Darwiniaanse intensiteit delft naar olie, het bloed van onze aarde. Deze hallucinante opening rijst als een esthetisch summum van wat een filmcamera vermag in een wereld van beelden, lichamen en verhalen. Dit is majestueuze cinema om voor te buigen. Het zijn beelden met een seismische kracht.

Met zijn diepe echo's aan von Stroheims 'Greed' en Welles' 'Citizen Kane' beschrijft 'There Will Be Blood' de genesis van de Amerikaanse olie-industrie tijdens de eerste drie decennia van de afgelopen eeuw. Het verhaal van kapitalisme tegen godsdienstwaan, van tastbare olie tegen een fanatieke theologie, en een hologram voor de schoot van onze tijd. De parallellen met Irak zijn legio. Al is Anderson een humanist, voor moralisme bedankt hij. Hij diagnosticeert louter: hoe meer de zaken veranderen, hoe meer ze hetzelfde blijven. De geopolitiek verpakt elke ethische tendens steeds in krantenpapier. Vroeger en nu.

Daniel Day-Lewis zet in dit uitgebeende epos zijn rol van oliebaron neer met een monsterachtige accuratesse. Zijn vijanden zijn mens en God. Wantrouwende reserve is de ruggengraat van zijn carrière. Hij is een man die ieder engagement uitsluit. Emoties zijn voor hem een grondstof van het mercantiele, als te vermalen voedsel. Hij onderwerpt zichzelf en zijn verleden aan de hebzucht. Met een verbluffende schoonheid registreert de camera hoe hij langzaam zijn ziel verliest, tot zijn personage volledig ontmenselijkt. Hij boetseert de nachtzijde van de Amerikaanse Droom, de verborgen resonanties die broeien onder het oppervlak, de vitale en onontgonnen stromen die terloops ontploffen in het beeld: olie en bloed, bloed en olie. Hij is als een Citizen Kane, maar zonder Rosebud, zonder sentimentele totem van een verloren jeugd. Zonder troost.

I look at people and I see nothing worth liking.

'There Will Be Blood' is een film die de zintuigen innig raakt.


zaterdag 27 september 2008

No Regrets

Een patstelling. 'No Regrets' heeft twee versies die zich aanschurken tegen de perfectie. Ofschoon beide uitvoeringen je murw meppen en achterlaten als een aangeslagen bokser in de touwen, kennen ze een heftig contrast. Ze zijn de klankversie van het wit tegen het zwart. Masculiene country versus stilistische pop.

Tom Rush brengt zijn originele versie van 'No Regrets' als een zwarte ster, een massa die niets uitstraalt, hoogstens weerkaatst, als een maan. Zijn klanken haalt hij traag naar boven uit een diepe waterput, met emmer en katrol. Het geluid is dat van een holle, sonore grot: Tom Rush reciteert, hij 'zingt' niet. Iedere zin is als een vertellen, afstandelijk en overzichtelijk. We hebben hier de antipode van wat doorgaans van zangers wordt verwacht van een tekst, namelijk dat ze er een innerlijke wikkeling en verwikkeling mee hebben; dat ze tekst beleven, dat ze erin gestrikt en verstrikt worden. Eentonigheid is dus uit den boze, maar het is precies die eentonigheid die bij Tom Rush wonderen verricht.

The Walker Brothers trekken het origineel binnenste buiten, recht de popcultuur in, op het randje van het melodrama. De zang ondersteunt de tekst van het eerste tot het laatste moment. De emoties draaien langzaam van links naar rechts als over een innerlijk panorama. Hier striemt iedere natuurlijkheid niet weg. De extreemste sensualiteit noch de wreedheid zijn er onontgonnen terrein, het exhibitionisme fundeert de teneur. Dit komt het mooist tot zijn recht in de weergaloze gitaarriff op het einde, een steiger van kracht en pijn. Bij The Walker Brothers is de liefde geen afstand, maar de geschiedenis van een huid.

Tijdens het beluisteren van 'No Regrets' buitelen we onvermijdelijk in een grammatica van weemoed en persoonlijke memento's. Het nummer koestert een liefde die verschuift van de tragiek van het "eenmaal en nooit meer" naar een zilte berusting. Maar het verdriet neemt hier niet de afslag naar de spijt en vermijdt dus de stenigende zelfreflectie. En daardoor ontvoogt 'No Regrets' zich tot een melancholie met een meetkundige knik: geen rechtstreekse terugblik naar de herinnering, maar via de spiegel kijkend in het verleden van een Ander.



zaterdag 13 september 2008

Alien

Science-fiction brengt de onzekerheid van de werkelijkheid in kaart. Het genre stelt de vraag wat de menselijke cultuur als eigenheid heeft, wat ons als soort in een samenleving identificeert. Hoe reageren we als specie op wat daarbuiten valt, op wat van elders komt? Het buitenaardse symboliseert vaak de dood, het animale, een existentiële bedreiging die niets heel laat. Het fantastische vertelt ons dus op een negatieve wijze wat ons samenbindt door wat buiten hoort heel even naar binnen te laten.

'Alien' toont geen kanibalistisch gevecht zoals doorgaans bij David Cronenbergh (mens tegen mens) maar het treffen met het Andere, de onbekende factor en externe vijand. De dreiging komt van buiten onze biologische comfortzone; er is dus een verholen geheim om ons op te wreken: het monster. Daardoor kan regisseur Ridley Scott dit verhaal opbouwen met een buitengewoon fanatieke ondertoon. Aangezien het draait om de zelfverdediging van het menselijk ras, ontaardt de ontknoping in een zuiverend lynchritueel. Het onbekende moet worden uitgeroeid. Eenmaal die sloop voltooid heerst het opgeluchte herstel van de puurheid van de soort en van de banale dagelijkse orde. Het evenwicht wordt gerehabiliteerd. De scheidingslijn tussen goed en kwaad is opnieuw intact.

Al leeft 'Alien' voort in onze herinneringen als een toonbeeld van horror, toch duurt het een hele poos voor de actie losbarst. Dat ene, wonderbaarlijk stille uur waarmee de film opent is uiterst verbluffend. Hier zet Ridley Scott zijn genie in de verf met een ongeziene sfeerschepping en trage spanningsopbouw. Het benedendek van het ruimteschip Nostromo draagt met zijn vijandige architectuur het hele verhaal. Zijn wirwar aan tunnels, ventilatieschachten en sluizen lijken meer op een riolering dan op een habitat voor de bemanning. Een complexe, nooit articulerende constructie die baadt in een sfeer van moedeloosheid, een omgeving geleid door de afwezigheid van de goddelijke hand. In deze veelheid van mogelijke standpunten schuilt de blik van de belegenaar, genadeloos en beukend volgens een militaire logica. De plaats van de mens is hier geen synthese, maar fragmentatie. Hij zit in 'Alien' gevangen in het net van zijn eigen omwalling.

De briljante ondertitel bij 'Alien' verbloemt niets: "In space no one can here you scream". 'Alien' gaat over de eenzaamheid van de dingen, over het troosteloze zenden van signalen zonder repliek. Een modern verhaal.

donderdag 4 september 2008

The Road

There is no God and we are his prophets.

Een naamloze man en zijn tienjarig zoontje trekken over een verlaten asfaltweg door een grauw Amerikaans landschap van verschroeide aarde, verdorde en dode bomen, besmette velden en onbewoonde steden. De man kan zich de tijd voor de nucleaire catastrofe nog herinneren ("Een lange zeis van wit licht en dan een reeks diepe schokken"), de jongen kent enkel dit gestorven landschap. Verlossing is onbestaande, de leegte van het leven is in 'The Road' door de alomvattende dood naar buiten gebroken.

Alles is er weg, nergens is kleur. De zon wordt door de explosie van het dodelijke atoom al jaren permanent geblokkeerd. Een voortdurende regen en sneeuw is altijd vermengd met as. De beschaving is weggelekt, alleen de rudimenten van de vooruitgang staan nog wankel overeind en vormen een prooi voor plunderaars. Vader en zoon reizen met hun schamele spullen in een verroest winkelkarretje door de woestenij van de Verenigde Staten op weg naar het Zuiden, om te ontkomen aan een zekere dood door koude en honger. Steeds heerst de angst, niemand is nog te vertrouwen. Het enige wat hen rest is overleven, en zich vasthouden aan de kostbare brokstukken van hun eigen menselijkheid. Beiden zijn alles voor elkaar.

Ondanks zijn postapocalyptische idioom is 'The Road' vooral een boek over de liefde tussen een kind en zijn ouders. Over de volharding en opoffering van de vader, en de trouw van de zoon die ook na de dood van de vader met hem blijft praten. Zonder die genadeloze affectie was 'The Road' een zwart contrapunt geworden. Nu is het een ode aan een inhumane wereld, vol diep mysterie maar zonder melodie.

In 'The Road' sterft met de wereld ook langzaam de taal die haar vorm geeft. Cormac McCarthy telt je uit met zijn afgeschraapt woordgebruik en zijn zinnen als stompjes. De stijl neigt naar de oncomfortabele pracht van Samuel Beckett, maar zonder diens overrompelende, esthetische nietszeggendheid. McCarthy schrijft bijna met een minerale schoonheid, met de kale doeltreffendheid van Ernest Hemingway of Raymond Carver. Hij maakt deze dystopie hartverscheurend mooi lees- en kenbaar in zijn beschrijving van de banaalste feiten: het herstellen van een wiel van het winkelwagentje of het haast religieus openklikken van een gevonden blikje Cola. Dit is een boek over geleende tijd in een geleende wereld en geleende ogen om alles te bewenen. Een meesterwerk over radioactieve eenzaamheid.

Cormac McCarthy schreef met 'The Road' de ontroerendste roman van de afgelopen tien jaar. Een gruwelijk en prachtig experiment dat de grenzen van de menselijkheid aftast.

Ze bleven staan in de wind vanaf de zee, omringd door sissend gras. De jongen hield zijn vaders hand stevig vast.
We moeten gewoon doorgaan, zei de man. Kom.
Ik zie niks. Weet ik. We doen het gewoon stapje voor stapje.
Oké.
Niet loslaten. Oké.
Wat er ook gebeurt.
Wat er ook gebeurt.

De filmadaptatie van 'The Road' verschijnt op 26 november wereldwijd in de bioscopen.