zaterdag 29 maart 2008

Le Doulos

'Le Doulos' is een titanenstrijd tussen een van reactionaire stekels voorzien politiekorps en de eenzaat (in deze policier de boef) die onvermurwbaar zijn ondergang tegemoet treedt. Zoals steeds bij regisseur Jean-Pierre Melville leeft het individu in een wereld van te snel vervagende zekerheden waar hij finaal grip op verliest. Diep verweven met de filosofie van Albert Camus zoekt hij vruchteloos naar een lichtpunt in een zwijgend universum. Maar die expeditie eindigt in een raster van leugens en verraad. In teleurstellingen tijdens de moedwillige aanvaring met een stuurse realiteit. 'Le Doulos' affirmeert een zeer exclusieve verhouding met het goede in de wereld. Er valt geen enkele moraal aan te wijzen; het bestaan ontbindt zich als een interessante mislukking. De film verduidelijkt hiermee waarom de Fransen de term film noir hebben bedacht.

Ofschoon de Franse film noir doordrongen is van de ruwheid en het koelbloedige van de Amerikaanse basisvariant, is zijn maatschappelijke achtergrond helemaal anders. In tegenstelling tot Hollywood (waar de kracht van het genre werd belichaamd door tijdloze schetsen van hebzucht en misogynie) verwijst hij sociologisch naar de donkere nacht van Frankrijk: beelden van de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog en in hoofdzaak van de Duitse bezetting die meer en meer van Europa aanvrat. Frankrijk oordeelde dat niets minder dan haar ziel in gevaar was. De Franse film noir breidt deze sombere visie uit en baadt in een sfeer van desillusie. Hij is behept met ambiguïteit en met verwarde begrippen als vrijheid, loyaliteit en de wet. Dankzij Jean-Pierre Melville bereikte de Franse tak een ongekende artistieke maturiteit. Zijn gevoel voor de juiste toon (de regenjassen, vilthoeden, de permanente B-film teneur vol pulp) en de gestileerde cameravoering waren ongezien voor de Franse cinema in die periode.

'Le Doulos' is een magistraal relaas van een bitter verdriet en een wrang soort spijt. Zijn visuele strategie charmeert door een vlekkeloze taal, haast in de uitgepuurde lijn van de stomme film. De vaak onderbelichte scènes schetsen de botsing van zacht licht met brede donkere ruimtes. Niets is volledig helder in 'Le Doulos', altijd heerst er een benauwende stemming van wantrouwen en onheil. De dood is nooit ver weg. Jean-Paul Belmondo verpersoonlijkt dit op intense wijze: hij levert een prestatie doordrongen van dergelijke schoonheid en veerkracht die zowel zijn eigen naam als die van zijn personage rechtvaardigt.

maandag 24 maart 2008

Dekalog

Gemeten naar de huidige filmstandaard met zijn cultus van het gedopeerde beeld is de 'Dekalog' zeker geen 'mooie' cinema. In dit project speur je tevergeefs naar visuele luxe of naar een zweem van perfectionisme (een ideaal dat Hollywood vandaag uitdrukt langs de neurotische decoupage, in een taal boordevol amfetamines). De courante beeldcultuur is allergisch voor stilte en bang voor onzekerheid - niet verwonderlijk indien je film als een product in de markt plaatst en niet langer als een verhaal met volume. Ze beschouwt rust als een onflatteuze uitdrukking van het verleden. Liever schenkt ze maximale weerklank aan het extreme, aan de overtreffende trap. Aan dynamiek en de lege huls van de actie. Alle nuance lijkt weggefilterd. De film vandaag is een bouwproduct waarin de producent alle elementen volgens een vast schema in de steigers zet. Er rest geen ruimte meer voor twijfel of haperingen. Film slaat om in aerodynamica. Hij wordt geritmeerd door de stroomlijn en vermijdt handig de valkuilen van script en personages.

De 'Dekalog' toont een inversie. De serie hanteert een groezelige en directe taal, soms vrijpostig. Krzysztof Kieslowski neemt de tijd om zijn personages in de wereld te zetten, vaak met close-ups die hun banale leven sieren (kijkend naar een duif die kirt, wachtend op de melk die wolkt in een glas thee). Het is een regie van de armoede, van hubris en eenzaamheid. Een verhaal over de ontmanteling van emoties in het Avondland van het communisme. Angst en wantrouwen als de schakels van de condition humaine. Zonde maakt hier de mens tot mens. Kieslowski beschrijft wat er gebeurt wanneer amoreel gedrag en onverschilligheid de overhand neemt op de competitie tussen goed en kwaad. Het mondt uit in een wreedheid die onder de beelden door verschillende dialecten spreken. De boosaardigheid exploreert de kwetsbaarheid van de mens in alle richtingen. Dit is diep ontroerende cinema, juist omdat ze zo verschrikkelijk is, omdat de etter van het bestaan zich zo rechtstreeks naar de oppervlakte boort. Naar het waarom van de zonden of de beweegredenen van de personages hebben we vaak het raden: de handeling telt en niet de verklaring.

In de 'Dekalog' zien we lelijke mensen (vooral de mannen) met hun berooide verlangens. Het uiterlijk heeft er geen zin meer. Elke schoonheid ketst er op af. Dit is Hollywood binnenste buiten gekeerd. En op die wijze ontsluit zich bij Kieslowski zachtjes het elfde gebod van de decaloog: glamour is een misdaad.

zondag 9 maart 2008

Ashes to Ashes

Bij de release werd ik meteen getroffen door de buitenissige atmosfeer van 'Ashes to Ashes'. Het hele concept van het nummer (en ook de videoclip) functioneert haast als de Aleph uit het kortverhaal van Borges, een punt waarin alles zich weerspiegelt, waar de dingen zich absurd onttrekken aan tijd en ruimte, ontsnappend aan het houvast van een symbolische orde. Het is een roes in een kraakheldere koortsdroom.

Voor de extraverte David Bowie lijkt 'Ashes to Ashes' een merkwaardige en melancholische introspectie. Een song die al zeilend inwaarts trekt, een langzaam kauwen op de gebeurtenissen. Het handelt over een persoonlijk deficit (drank en heroïne): niet zozeer over drugs als betekenis maar als praktijk (verslaving). De tekst is geen influistering van moed als je de weg kwijt raakt, maar een worsteling. Major Tom uit Bowies debuut 'Space Oddity' -de androgyne ruimtevaarder- is in 'Ashes to Ashes' vervallen tot een pure junkie. Bowie bezingt de neergang gevoelloos, zonder ironie alsof het een mathematische registratie betreft.

In de wende van de jaren zeventig en tachtig stond David Bowie voortdurend aan het roer van nieuwe trends. Hij beschikte over een innovatieve gave die elk potentieel moeiteloos inloste. 'Ashes to Ashes' en het album 'Scary Monsters' plaveide de weg voor de new wave van The Cure en Joy Division. Adelbrieven van verlatenheid en verloren zijn. Met zijn complexe vocale structuur, zijn synthetisch geluid met funky bass en zijn hypnotiserende laatste refrein ("My mother said to get things done, you'd better not mess with Major Tom") verwierf 'Ashes to Ashes' een tijdloze cultstatus en een iconische kracht voor de eighties.

'Ashes to Ashes' is een weemoedig traktaat uit de gouden periode van Bowie. Zacht in al zijn zwaarte en behept met een onevenaarbaar gevoel voor het theatrale, voor het zwierige van le vent mauvais. Hierin schuilde het genie van Bowie: hij wist met het detail van een pointillist de donkere zijde van het bestaan te schetsen. De werkelijkheid penseelde hij als een dreigende frontlinie van permanente vervreemding en niet louter als de backoffice van cohesie en evenwicht.

zondag 2 maart 2008

Brick

De high school vormt de kern van de Amerikaanse maatschappij. Een omgeving die moeiteloos schippert tussen ambitie en pathos, waar geweld zich bruusk losweekt vanachter talloze clichés; een plaats waar sociale intriges vaste voet aan de grond krijgen. De zeurderigheid van de puber mengt er zich met grootse ideeën, emotionele chantage gaat er naadloos over in naïviteit en in het ongeremde. De student als gevallen engel maar tevens als architect van een lustparadijs. Het is de ideale biotoop om de motieven van film noir te evoceren en onder het licht te houden.

'Brick' bewijst dat een innovatieve esthetiek retrospectief werkt. Enkel door te kijken naar het verleden krijgt de toekomst een nieuwe glans. Deze neo noir flirt met zijn tradities en pronkt tegelijk met een eigen ritme en visie. De moord op een studente zorgt voor een donkere poëzie, een sierlijke beeldtaal waarin de ene gebeurtenis de andere klem zet en aanhitst. Soms meditatief, soms opgejaagd. 'Brick' zoekt steeds naar een nieuw middelpunt. Een vernieuwende aanpak, maar steeds in het vaarwater van de populaire smaak.

De dialoog van 'Brick' ontplooit zich als de stuwende kracht achter het verhaal. De narratieve economie van regisseur Ryan Johnson is even doeltreffend als de scenario's van de Coen Brothers: ontvet, precies en volledig in dienst van de plot. We horen een uitzonderlijk gestileerd lexicon, een verfrissende fusie van vroegere hardboiled fictie (Raymond Chandler, Dashiell Hammett) met de slang van de Californische jeugd. Hier is een auteur aan het woord die de zaken 'begrijpt' en hulde betoont aan zijn bronmateriaal: film noir en de wrange elementen van de menselijke conditie. Het is geleden van 'The Big Lebowski' dat conversaties nog zo echt leken.

'Brick' ontpopt zich als een meeslepende acrobatie rond dubbele agenda's, verraad en loyaliteit, alles bekenen door de ogen van een tiener. De film toont een moderne visie van de adolescent, een profane werkelijkheid waarin het jeugdige -zoals steeds- trilt van ongeduld en onzekerheid. Neem je als ijkpunt de klassieke film noir dan is 'Brick' een liefdevolle restauratie, een verbluffende heractualisering van een genre dat meer en meer resoneert in onze huidige beeldcultuur (kijk maar naar de Oscarwinnaars van 2008). Ryan Johnson maakte met 'Brick' een van de mooiste intellectuele momenten van deze jonge eeuw.