zaterdag 21 juni 2008

Miller's Crossing

Een film over mannen met een hoed. En hoe dat hoofddeksel een syntax is van de film noir. De antiheld loopt zo in nachtelijke, glimmend natte straten zijn volgend ongeluk tegemoet. Conventie van het genre: anonimiteit, ingehouden kracht, elegant reactievermogen kenmerken de hoed. Met dit kledingstuk beheers of ontwijk je de blik van de Ander. Stukken doeltreffender dan de gesproken taal: in tegenstelling tot woorden valt een hoed niet te pareren.

Het is met de hoed als met de regenjas, de trenchcoat, die andere vestimentaire mythe van het genre. Soms staat de regenjas op zich (de Amerikaanse film noir), soms is de trenchcoat pas af met een gordel (de Franse film noir). De horizontale streep bepaalt in de Franse variant het silhouet. Boven de gordel is hij een complex borstdeel (met brede schouders, rugklep, opzichtig grote kraag, rij knopen), onder de gordel die de taille onderstreept is hij bijna een rokje: de prijs voor zoveel viriliteit. Niet verwonderlijk dat er jaszakken nodig zijn waarin beide handen dreigend weggestopt worden. Boven de gordel geldt het nauwsluitende borststuk als een harnas, onderaan is er de neerhangende stof die een verbreed silhouet geeft, met vaag op de achtergrond de cape als ideaal. De gordel is het essentiƫle, maar weinig sympathieke deel van de jas. Het insnoeren sluit het mannelijke volume af. In de plaats daarvan komt de verbeten, narcistische cool.
Toch is de gordel nog complexer. Hij moet namelijk geknoopt worden, er moet iets mee gebeuren. De gordel impliceert, toont het resultaat van een handeling. De gordel is hoe dan ook het ‘gedoe’ van het knopen. De Franse trenchcoat slaat men niet om, de drager moet hem maken. Een symbiose van vrouwelijke complexiteit (dat gedoe) en mannelijke assertiviteit (het resultaat is geen strikje, maar een aangespannen lijn).

Met 'Miller's Crossing' investeren de Coen Brothers in kledij: het kostuum bepaalt hier het acteren en de economie van het verhaal. Het hoofdpersonage van Gabriel Byrne klampt zich bewonderenswaardig koppig vast aan zijn strenge ensemble van hoed en jas. Hij verwerkt als geen ander karakter in de filmgeschiedenis wegens zijn slinkse beweegredenen (maar ook omwille van zijn overlevingskunst) oorvegen en optaters. Mannen slaan hem, vrouwen slaan hem. Bookmakers, gangsters en bazen meppen hem genadeloos tegen de grond. Het faillissement van zijn bestaan is voortdurend haarscherp dichtbij. Maar hij verhoudt zich tot die positie van het geweld met een licht komische afstandelijkheid. Steeds grijpt hij opnieuw naar zijn hoed en kijkt hij zijn belagers onbewogen aan. En hierdoor trekt deze amorele manipulator onophoudelijk aan het langste eind: wie de blik beheerst, beheerst de hele mens. Dat is de les van 'Miller's Crossing'.