zondag 12 augustus 2007

James Nachtwey

Zijn beelden lezen als een gebedenboek over de waanzin in onze tijd. Ze tonen het resultaat van een snijdend leed omkaderd in een gestileerde enscenering. Een golfbeweging van sierlijkheid en van een smart die brutaal in je gezicht kaatst. In dat onevenwicht heeft James Nachtwey zijn evenwicht gevonden.

We stoten bij Nachtwey op lichamen in pijn. Een pijn waaraan de motoriek ontzegd is, die tevoorschijn komt in een drukkende stilte. Het is het beeld van de gemuilkorfde schreeuw. Hij wijst aan en reveleert. Het zijn halteplaatsen van vaak vergeten conflicten, gebet in een diepe empathie voor de Ander. James Nachtwey geeft stem aan de collateral damage.

De jaren zestig waren een periode waarin de persfotografie een kantelmoment doormaakte. Voor het eerst in haar geschiedenis stelde ze zich onafhankelijk op tegenover het politieke discours. Een heel nieuwe dimensie kwam braak te liggen. Ze projecteerde zich in het bewustzijn van de burger en zorgde dat niet louter de politieke klasse de maatschappelijke agenda afbakende. Soms stelde ze de inertie van het beleid aan de kaak (de inval van de Sovjet-Unie tijdens de Praagse Lente, de burgerrechtenbeweging), een andere keer wraakte ze het officiƫle betoog van de instanties (de Zesdaagse Oorlog in het Midden-Oosten, Vietnam). In dat decennium kwam de kerntaak van de pers -zich opwekken als alternatief voor de argumentatie van het politieke bestel- tot volle wasdom. Ze leverde op ethisch vlak niet langer beelden van een tweede graad af.

Deze diepe verschuiving inspireerde het engagement van James Nachtwey. En zo capteert hij wat een oorlogsfotograaf steeds hoort over te dragen: beelden die aanbeuken tegen ons geweten.