zondag 9 september 2007

Giorgio De Chirico

Met zijn verlaten stadsgezichten en onheilspellende arcaden componeert Giorgio De Chirico een melodie van vervreemding in een urbaan milieu. De stad is zijn sanatorium en een verraderlijk orgaan dat spookbeelden spuwt van spanning, frustratie en verdrongen herinneringen. In de jaren twintig van vorige eeuw citeerden George Grosz en andere Duitse schilders de motieven van De Chirico om hun visie van een lugubere, verstedelijkte wereld af te dwingen.

Na een korte flirt met het surrealisme keerde De Chirico terug naar het classicisme, dat hij lardeerde met laatsymbolistische patronen (metafoor en associatie). Zijn ongeëvenaard gebruik van het perspectief springt hierbij meteen in het oog. De Chirico hanteert het centraalperspectief niet om de kijker in een veilige, meetbare ruimte te plaatsen. Hij ontwortelt ermee, vervormt ons standpunt. Evenwicht is louter als intentie aanwezig. Zo zitten er in zijn architectonisch meesterwerk 'The Melancholy of Departure' niet minder dan zes, 'foute' invalshoeken. Dit klonen van gezichtspunten loopt synchroon met het kubisme. Het stremt het gevoel van een imaginaire diepte en levert de oppervlakte uit aan de regels van de vlakke vorm, die de toetssteen was van de modernistische strategie. Obscuur en onderdrukt. De Chirico is de poëzie van de metafysische afstandelijkheid.

Zijn personages zijn gevat in een latent gevaar en opereren alleen. Ontzettend alleen. Voor hen is de wereld te groot en te benauwend. De Chirico schildert een droombeeld van de mens versteend tussen leven en dood, onbewust van een onafwendbaar noodlot dat in stilte zijn toekomst kneedt. De tragedie is vlakbij maar staart ons (voorlopig) aan met geloken ogen.